gewone casuaris

casuarius casuarius

Gemeenschappelijke naam

gewone casuaris

leefgebied

Hij leeft in tropische regenwouden en af ​​en toe in savannes, mangroven en fruitplantages.
Kenmerken

Familie

Casuariidae

Orden

Struthoniformes

Klasse

Gevogelte

dracht

Incubatie van ongeveer 50 dagen.

Aantal nakomelingen

Van 3 naar 5

Preproductie

Dieta

Fruit dat van bomen is gevallen.

vida

Tot 30 jaar

Biologie en gedrag

Het is een van de grootste vogels ter wereld. Ze hebben een groot formaat en sterke poten waardoor ze kunnen rennen. Dit zijn rennende, niet-vliegende vogels. Kasuarissen hebben drie dikke vingers, waarvan de binnenste kleiner is en waarin een scherpe klauw zit die wel 12 centimeter lang kan worden.

Zijn lichaam is bedekt met fijne zwarte veren die lijken op dik haar. Dit dichte verenkleed beschermt hem tegen de doornen die in de vegetatie aanwezig zijn. De nek en het hoofd zijn vrij van veren en vallen op door de helderblauwe en rode kleur. Op hun hoofd hebben ze ook een benige en kraakbeenachtige helm waarmee ze boomtakken kunnen breken als ze door de jungle rennen, waardoor ze hun hoofd beschermen tegen de slagen die de takken zouden veroorzaken.

De vleugels zijn extreem klein, omdat ze niet nodig zijn voor de vlucht, en er blijft een overblijfsel van slagpennen over die lijken op 5 of 6 lange zwartwitte stekels.
Bij de geboorte zijn kasuariskuikens bruin met zwarte strepen langs hun lichaam. Deze strepen verdwijnen op de leeftijd van zes maanden. De jongeren zijn bruin en hebben een kleine helm. Ze krijgen de felle kleur van de nek pas als ze ongeveer een jaar oud zijn.

Het zijn solitaire dieren, behalve tijdens het broedseizoen. Het vrouwtje legt 2 of 3 eieren van 3 tot 5 eieren in een door het mannetje voorbereid nest. Zodra de leg voltooid is, verlaat het vrouwtje het nest en gaat op zoek naar een nieuw mannetje met wie ze kan paren en meer eieren kan leggen. Het zijn de mannetjes die de eieren uitbroeden en voor de kleintjes zorgen tot ze 9 maanden oud zijn.

Sommige
curiosa

De kasuaris is de grootste van de drie bestaande ondersoorten en de enige met 2 rode karbonkels in de nek. Het zijn uitstekende zaadverspreiders en dragen daarom bij aan de snelle groei van het bos.